Vrije tijd
Spelen is leren
Spetteren met water, liedjes zingen, gekke bekken trekken, stoeien en dollen - spelen met je baby is leuk en leerzaam. Spelen is belangrijk voor de verstandelijke, sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling van kinderen.
Kinderen leren spelenderwijs de wereld om hen heen begrijpen. Ze doen tijdens het spelen nieuwe ervaringen op. Zo merken ze bijvoorbeeld dat een bal gaat rollen als je ertegen duwt en een blokje niet. Ze slaan naar speeltjes, laten ze vallen en slaan ermee op de grond. Zo merken ze wat er gebeurt als je iets doet en leren ze denken.
Contact maken
De eerste weken is samen spelen vooral contact maken met elkaar. Je baby hoort en ziet je. Eerst ziet je kind je alleen van heel dichtbij, vooral je ogen en mond, en later de rest van je gezicht. Spelletjes met je gezicht zijn nu heel geschikt, zoals wenkbrauwen fronsen, je tong uitsteken, zachtjes blazen en knuffelen. Zie je dat je kind ook gezichten trekt? Kijk en luister goed hoe je baby reageert! Door hierop in te gaan, krijg je een steeds betere band met elkaar. Als ouder blijf je lang het belangrijkste 'speelgoed'. Je kunt al allerlei leuke spelletjes doen, zoals kiekeboe spelen, je kind kriebelen of samen rammelen met een rammelaar.
Speelmaterialen
Jonge baby's vinden het leuk om naar speelgoed te kijken met duidelijke kleuren en vormen. Een mobiel boven het bed is bijvoorbeeld een goed idee. Je kind kijkt graag naar dingen die bewegen. Een speelkleed wordt extra leuk met een spiegeltje of een belletje en met verschillende soorten stoffen en materialen, zoals zachte, ruwe, gladde of kriebelige stoffen. Zorg dat je baby veel kan doen, zien, voelen, proeven en horen. Reageer op wat hij doet en op zijn geluidjes. Het is belangrijk dat je bij het spelen veel praat tegen je baby. Je kind leert dan de taal sneller begrijpen en later ook zelf spreken. Natuurlijk steken kinderen alles in hun mond. Baby's gebruiken ook hun mond om van alles te ontdekken. Daarom is het belangrijk om ervoor te zorgen dat je kind geen kleine, gevaarlijke dingen te pakken krijgt.
Spelen met water
Met een paar eenvoudige badspelletjes leert je kind dat het niet bang hoeft te zijn voor water.
- Sla een paar keer met je handen op het water. Je kind doet het je zo na!
- Leg een paar kleine, drijvende speeltjes in bad.
- Laat een druppeltje water over het hoofd van je baby lopen.
- Laat het water met een straaltje op zijn buik komen.
Na 3 maanden
Vanaf ongeveer 3 maanden kan je baby zelf speelgoed vasthouden, bijvoorbeeld een eenvoudige rammelaar, een zacht doekje of zachte knuffels. Na ongeveer 4 maanden gaat je baby grijpen en voorwerpen vastpakken. Wanneer kinderen iets kunnen vastpakken, vinden ze steeds grotere dingen leuk. Die willen ze dan tegen zich aan drukken. Weer iets later kan je kind al blokjes overpakken, op elkaar zetten en blokkentorentjes omvergooien. Zet niet te veel speelgoed tegelijk neer. Als je een deel van het speelgoed opruimt, kun je regelmatig iets anders tevoorschijn halen. Dat is dan telkens weer een leuke verrassing voor je kind.
Na zes maanden
Samen spelen is leuk en belangrijk, maar na zes maanden kan je kind ook even alleen spelen. Laat je baby dus af en toe lekker alleen spelen. Ook zit je baby nu in een fase dat hij eenkennig wordt. Om hem te leren dat je er ook bent als hij je niet ziet, kun je kiekeboe spelen. Kijk ook samen in een spiegel. Wijs je baby en jezelf aan. Zo ontdekt hij wie hij is.
Rond 6 maanden beginnen baby's te brabbelen. Een knuffelbeestje dat geluid maakt vindt je kind nu heel interessant. Praten met je baby blijft heel belangrijk. Je kunt samen liedjes zingen en boekjes bekijken.
Je baby kan nu met twee handen speeltjes pakken, gooien en rollen. Hij wordt steeds sterker en gaat zijn kracht uitproberen op alles om hem heen. Met hun nieuwe tandjes gaan baby's overal op bijten. Geef je kind dus veilig speelgoed.
Je mag nu best wat wilder met je kind spelen. Even dollen vindt het prachtig! Bovendien is de beweging goed voor je kind. Denk bijvoorbeeld aan gekke spelletjes doen op schoot en rondzwieren in de kamer. Kijk wel uit dat je je baby niet door elkaar schudt!
9-12 maanden
Vanaf 9 maanden wordt de motoriek van je kind steeds beter. Je kunt dit bijvoorbeeld stimuleren door je baby voorwerpen vast te laten houden en ergens in te laten stoppen of te laten stapelen. Als je baby ongeveer een jaar oud is, kan hij kleine opdrachten begrijpen. Je kunt hem bijvoorbeeld iets aan iemand laten geven, of doosjes laten openmaken. Ook in de handen klappen vindt je kind nu leuk.
Spelen met gewone spullen in huis blijft leuk. Bijvoorbeeld potjes die in elkaar passen, papier dat je kunt scheuren en nog veel meer. Daar kan je kind een tijdje alleen mee bezig zijn. Zo leert je kind zichzelf te vermaken. Zorg wel dat het je kan zien of horen. Dat geeft een gevoel van veiligheid. Ga eropin als je kind je iets wil laten zien of iets zegt. Daardoor krijgt je kind vertrouwen in jou en in zichzelf, zodat het beter zelf bezig kan zijn.
Met andere kinderen spelen
Spelen met elkaar moeten kinderen echt leren. Jonge kinderen spelen nog niet echt samen. Twee kinderen van 1 jaar zitten bijvoorbeeld naast elkaar, kijken naar elkaar, reageren op elkaar of doen elkaar na. Maar ze gaan allebei op in hun eigen spel. Ze kunnen nog niet delen, op hun beurt wachten of een ander iets gunnen. Ze hebben nog niet door dat anderen ook gevoelens en wensen hebben. Pas vanaf 3 jaar beginnen kinderen samen te spelen.
Tips om je baby te leren samen te spelen:
- Je kunt met je baby het spelletje 'geven en nemen' doen. Je geeft je baby iets, hij geeft het jou terug, jij geeft het hem weer.
- Breng je baby ook in contact met andere kinderen.
Baby's zijn dol op herhaling
Van uitproberen, kijken wat er gebeurt en dat eindeloos herhalen leert je kind het meest. Jonge kinderen kunnen bijvoorbeeld steeds opnieuw het deksel op de pan doen, er weer af halen en er weer op doen. Kinderen doen niets liever en het stimuleert hun denken en motoriek. Veel van wat je in huis hebt is hiervoor geschikt, en als jij verwoordt wat je kind doet, stimuleert dit ook de taalontwikkeling. 'Nu is het deksel weer op de pan.'